Onderzoek naar een inclusieve digitale samenleving

Een project van de Rijksuniversiteit Groningen

Digital Inclusion Lab - Logo

Digital
Inclusion Lab

Digitale Inclusie van Laaggeletterden – Artikel Bibliotheekblad

Digitale vaardigheden worden steeds noodzakelijker om goed mee te kunnen doen in onze samenleving. Toch heeft een deel van de Nederlandse bevolking daar moeite mee. Dat versterkt ongelijkheid, bijvoorbeeld tussen jong en oud en hoog en laagopgeleiden. Alexander Smit van de Rijksuniversiteit Groningen voert onderzoek uit naar de digitale inclusie van laaggeletterden. Met observaties en interviews verdiept hij zich in deze doelgroep en bezoekt hij bibliotheken, buurtcentra en onderwijsinstellingen.

TEKST: ALEXANDER SMIT (PROMOVENDUS), RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN EN ANNEMIEK VAN DE BURGT (ONDERZOEKSADVISEUR), KONINKLIJKE
BIBLIOTHEEK (KB).

 

Sociale setting van de hulpvraag

Alexander: ‘Voor mijn promotieonderzoek bezoek ik veel ontmoetingsplaatsen waar burgers uit verschillende lagen van de samenleving bijeenkomen om bijvoorbeeld aan digitale vaardigheden te werken. Zo zie ik wie de bibliotheek binnenkomen, met wat voor hulpvragen, hoe ze worden geholpen en hoe ze weer vertrekken: meestal tevreden, soms met nog meer vragen. Ik kom ook veel over de vloer bij buurtcentra en vergelijkbare openbare ruimten, zoals non-formele en informele ontmoetingsplaatsen. Hier zie ik ook veel “kwetsbare” burgers – kwetsbaar in de ogen van de bredere samenleving en institutionele partijen – met dezelfde soort hulpvragen langskomen. Vaak gaat het hier niet alleen om de hulpvraag, maar ook om de sociale en meestal precaire context waarin die hulpvraag tot stand komt. Als ik aan de mensen vraag waarom ze voor hulp niet naar een bibliotheek gaan voor een digivaardigheidscursus of het Informatiepunt Digitale Overheid (IDO), krijg ik meestal één van deze twee antwoorden: ik wist niet dat het er is, of de bibliotheek is niet echt een plek waar ik mij veilig (genoeg) voel en kwetsbaar wil opstellen; vooral in het kader van laaggeletterdheid.’

Veiligheid en gelijkwaardigheid

Hoe kunnen we deze mensen veiligheid bieden in een omgeving die voor hen misschien vreemd en onbekend aanvoelt? Alexander: ‘Men schuwt het onbekende, dus het is niet zo gek dat de drempel soms hoog is om de bibliotheek binnen te wandelen. Buurtcentra zijn meestal dicht bij huis, staan centraal in een gemeenschap, waarbij de mensen die er werken meestal ook uit dezelfde buurt komen. Je weet dus dat je als gelijkwaardig wordt gezien en medestanders treft die uit ervaringskennis kunnen putten. Ook al wordt dat gevoel van gelijkwaardigheid en solidariteit binnen het bibliotheekwezen onderstreept, en heb ik de meest aardige, bekwame en fijne bibliotheekmedewerkers leren kennen, voor de laaggeletterden die ik heb gesproken zit het gevoelsmatig toch vaak anders. Veel bibliotheken voelen voor hen afstandelijker en “schoolser”. Voor veel laaggeletterden die ik spreek voelt het alsof zij worden geconfronteerd met hun afstand tot de geletterde wereld zodra zij bijvoorbeeld een bibliotheek binnenstappen. Daar komt die confrontatie met de digitale wereld nog eens bij. Dit verhoogt de drempel nog meer, en zorgt ervoor dat simpelweg een bibliotheek binnenwandelen en een vraag stellen niet gemakkelijk voelt. Vooral dat nare gevoel dat je iets niet kunt, niet goed genoeg of “kwetsbaar” bent, of weer wordt geconfronteerd met datgene wat je allang weet – “ik heb moeite met lezen en schrijven” – dragen bij aan die onzichtbare drempel. Het gevoel dat je als burger pas wordt gewaardeerd als je geletterd en digitaal vaardig bent.’

Verbinding en samenwerking

Voor bibliotheken ziet Alexander genoeg potentie en manieren om vertrouwen te winnen, de gevoelsmatige afstand te verkleinen en de drempel te verlagen. ‘Om hierop in te spelen zijn flexibele leertrajecten en sterkere banden tussen formele, non-formele en informele hulpstructuren nodig. Buurtcentra, sociaal werkers, vrijwilligers, vrienden en familie zijn essentieel onderdeel van hulpstructuren voor mensen met een grotere afstand tot de digitale en geletterde samenleving. De partijen die hulp bieden hebben echter ook te kampen met geringe tijd, financiën, ruimte en expertise. Bibliotheken zouden een (pro)actievere rol kunnen spelen binnen dit soort hulpstructuren, (nog) meer verbindingen en samenwerkingen kunnen aangaan en inkaderen welke (digitale) competenties door burgers zelf als essentieel worden ervaren. Dit stelt burgers in staat dergelijke abstracte concepten te doorgronden en beïnvloeden, op een manier die de eigen leefwereld, wensen, waarden en benodigdheden vooropstelt.’

Zelfredzaamheid en veerkracht

‘Digitaal burgerschap en digitale inclusie veronderstellen veelal dat burgers zelfredzaam en veerkrachtig moeten zijn, en bekrachtigd worden door bijvoorbeeld digitale vaardigheden en geletterdheid. Zo kunnen ze participeren binnen diverse lagen van de (digitale) samenleving. De onderliggende aanname is dat deze kwaliteiten bij “kwetsbare” burgers ontbreken, en dat men onder andere aan zelfredzaamheid en veerkracht moet werken om uit die kwetsbare positie te komen. De praktijk leert ons echter dat “kwetsbare” burgers eigenlijk juist door hun precaire werkelijkheid hebben geleerd om zelfredzaamheid en veerkracht te tonen, hoewel vaak op onzichtbare manieren. Sommige laaggeletterden die ik spreek hebben zichzelf bijvoorbeeld aangeleerd om apps zoals Google Translate te gebruiken. Zo omzeilen ze hun talige barrières om toch digitaal mee te kunnen doen. Ik heb me regelmatig afgevraagd waar de moed, kracht en motivatie vandaan komen om door te blijven gaan, ondanks de tegenslagen. De motivatie om mee te kunnen doen is een belangrijke factor om digitale vaardigheden te verwerven, waarbij sociale inclusie en mobilisatie centraal staan. Het gevoel dat je erbij hoort en mee kunt komen in de (digitale) samenleving, en tegelijkertijd zelfvertrouwen en een positieve relatie met technologie kunt ontwikkelen.
Het sociale en het digitale dus niet van elkaar isoleren, maar als verstrengeld in elkaar begrijpen. Emoties, gevoel en motivatie zouden de pijlers moeten zijn waarop digitale geletterdheid, digitale inclusie en digitaal burgerschap zich richten. We hebben het immers vaak over de positieve bijdrage van leesplezier op de ontwikkeling van geletterdheid. Zouden we deze denkwijze ook kunnen vertalen naar digitale geletterdheid?’

Andere logica

Alexander pleit ervoor om laaggeletterden een stem te geven in hoe zij digitaal en sociaal geïncludeerd worden. ‘Als we burgers met een grotere afstand tot de (digitale) samenleving zich gelijkwaardiger willen laten voelen, is het nuttig om ze een stem te geven en mee te laten denken. Hoe kun je immers meritocratische idealen, denkwijzen en begrippenkaders veranderen als je niet begrijpt wat er precies veranderd moet worden, hoe, waarom en voor wie? Binnen ons onderzoek pleiten wij voor het cocreeren van een begrip van digitaal burgerschap en digitale inclusie met
“kwetsbare” burgers, waarbij een andere denkwijze de toon voert. Een logica waarbij burgers zichzelf niet moeten optimaliseren, en zich niet weerbaar en zelfredzaam hoeven te maken om in een (digitale) mal te passen die voor hen vaak niet van waarde is en het leven juist complexer maakt. Deze andere visie zou moeten bestaan uit een (digitale) samenleving die daadwerkelijk toegankelijk, benaderbaar en geoptimaliseerd is om te passen bij de capaciteiten, het potentieel, de waarden en de behoeften van minder bevoorrechte burgers, in plaats van kansarme burgers nog
zwaarder te belasten en de verantwoordelijk bij hen te leggen.’

Origineel gepubliceerd in de oktober editie van het Bibliotheekblad (2023)

Bibliotheeknetwerk – Koninklijke Bibliotheek

Beeld: LANDELIJKE HUISSTIJL KB / GETTY IMAGES